Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
- De zaak ging failiet.
- De stoel brak in tweeën.
- Het systeem is nog niet veilig genoeg.
- Dat was erg sympathiek van hem.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
- Waarom zijn jullie hem aan het naäpen?
- Ze kreeg een extraatje van haar baas.
- Dat kun je op de röntgenfoto duidelijk zien.
- Een gerookt palinkje gaat er wel in.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
- De basis van nassie is gebakken rijst.
- Ik las het artikel in een weekblad.
- De slijtage valt nogal mee.
- De cycloon trok over Amerika.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
- Nieuwe abbonees krijgen een geschenk.
- Het is grotendeels zijn eigen schuld.
- In de coupés ruikt het muf.
- We komen tezamen.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
- Ze droeg een paraplu'tje.
- Is het sanitair schoon?
- Het ligt in de houten kist.
- Mijn zus zit op het gymnasium.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
- Sem en Eli hurktten, zodat ze niet gezien werden.
- Besteed je al je geld aan uitgaan?
- Imre overwon haar angst.
- Heb je beseft wat je toen teweeg hebt gebracht?
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
- Op dat ogenblik vreeste ik dat het verkeerd zou aflopen.
- Hebben jullie de fiets al gerepareerd?
- Het hele appartement is inmiddels gestofzuigd.
- Zullen we wedden, dat ons elftal dit jaar kampioen wordt?
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
- Sindsdien meedt Joris het clubhuis.
- Wij voeren actie voor gezondere voeding in de kantine.
- Hoe kunnen ze zoiets overleefd hebben?
- Deze boom moet in het najaar gesnoeid worden.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
- Kim en haar opa belandde toen op een verkeerde plek.
- Ik ben blij met het idee dat Josien geopperd heeft.
- Twintig jaar geleden plantte hij deze struik.
- We praten na de vakantie wel weer bij.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
- Ik zorg ervoor dat de appeltjes om zes uur gestooft zijn.
- Toen we naar huis liepen, verrekte Samuel een spier.
- Je kunt wel zeggen dat we opgelicht zijn.
- Heb je je toets al voorbereid?
Welke zin is goed?
- "Kijk uit! Waarom loop je op een plek, waar het niet mag?"
- "Kijk uit, waarom loop je op een plek, waar het niet mag?"
- "Kijk uit! Waarom loop je op een plek," waar het niet mag?
- "Kijk uit, waarom loop je op een plek, waar het niet mag!"
Welke zin is goed?
- "Overmorgen", zei mijn buurman, "zetten we een nieuwe schutting neer."
- "Overmorgen, zei mijn buurman," zetten we een nieuwe schutting neer.
- "Overmorgen, zei mijn buurman, zetten we een nieuwe schutting neer."
- "Overmorgen", zei mijn buurman, zetten we "een nieuwe schutting neer."
Welke zin is goed?
- Meneer Frank zei: "Vergeet morgen vooral je geodriehoek, je rekenmachine en je potlood niet mee te nemen."
- Meneer Frank zei: "Vergeet morgen vooral je geodriehoek, je rekenmachine, en je potlood niet mee te nemen."
- Meneer Frank zei: "Vergeet morgen vooral je geodriehoek je rekenmachine en je potlood niet mee te nemen."
- Meneer Frank zei: "Vergeet morgen vooral, je geodriehoek, je rekenmachine en je potlood niet mee te nemen."
Welke zin is goed?
- "Ik wil wel, maar ik weet niet hoe."
- "Ik wil wel maar, ik weet niet hoe."
- "Ik wil wel, maar ik weet niet hoe?"
- "Ik wil wel maar, ik weet niet hoe?"
Welke zin is goed?
- Toen
zei de agent: "Nu slinger ik je op de bon."
- "Toen
zei de agent: Nu slinger ik je op de bon."
- "Toen
zei de agent: nu slinger ik je op de bon."
- Toen
zei de agent: "nu slinger ik je op de bon."