AMN-toets 2F Taalverzorging

Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
1. De zaak ging failiet.
2. De stoel brak in tweeën.
3. Het systeem is nog niet veilig genoeg.
4. Dat was erg sympathiek van hem.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
1. Waarom zijn jullie hem aan het naäpen?
2. Ze kreeg een extraatje van haar baas.
3. Dat kun je op de röntgenfoto duidelijk zien.
4. Een gerookt palinkje gaat er wel in.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
1. De basis van nassie is gebakken rijst.
2. Ik las het artikel in een weekblad.
3. De slijtage valt nogal mee.
4. De cycloon trok over Amerika.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
1. Nieuwe abbonees krijgen een geschenk.
2. Het is grotendeels zijn eigen schuld.
3. In de coupés ruikt het muf.
4. We komen tezamen.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
1. Ze droeg een paraplu'tje.
2. Is het sanitair schoon?
3. Het ligt in de houten kist.
4. Mijn zus zit op het gymnasium.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
1. Sem en Eli hurktten, zodat ze niet gezien werden.
2. Besteed je al je geld aan uitgaan?
3. Imre overwon haar angst.
4. Heb je beseft wat je toen teweeg hebt gebracht?
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
1. Op dat ogenblik vreeste ik dat het verkeerd zou aflopen.
2. Hebben jullie de fiets al gerepareerd?
3. Het hele appartement is inmiddels gestofzuigd.
4. Zullen we wedden, dat ons elftal dit jaar kampioen wordt?
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
1. Sindsdien meedt Joris het clubhuis.
2. Wij voeren actie voor gezondere voeding in de kantine.
3. Hoe kunnen ze zoiets overleefd hebben?
4. Deze boom moet in het najaar gesnoeid worden.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
1. Kim en haar opa belandde toen op een verkeerde plek.
2. Ik ben blij met het idee dat Josien geopperd heeft.
3. Twintig jaar geleden plantte hij deze struik.
4. We praten na de vakantie wel weer bij.
Welk dikgedrukt woord is fout gespeld?
1. Ik zorg ervoor dat de appeltjes om zes uur gestooft zijn.
2. Toen we naar huis liepen, verrekte Samuel een spier.
3. Je kunt wel zeggen dat we opgelicht zijn.
4. Heb je je toets al voorbereid?
Welke zin is goed?
1. "Kijk uit! Waarom loop je op een plek, waar het niet mag?"
2. "Kijk uit, waarom loop je op een plek, waar het niet mag?"
3. "Kijk uit! Waarom loop je op een plek," waar het niet mag?
4. "Kijk uit, waarom loop je op een plek, waar het niet mag!"
Welke zin is goed?
1. "Overmorgen", zei mijn buurman, "zetten we een nieuwe schutting neer."
2. "Overmorgen, zei mijn buurman," zetten we een nieuwe schutting neer.
3. "Overmorgen, zei mijn buurman, zetten we een nieuwe schutting neer."
4. "Overmorgen", zei mijn buurman, zetten we "een nieuwe schutting neer."
Welke zin is goed?
1. Meneer Frank zei: "Vergeet morgen vooral je geodriehoek, je rekenmachine en je potlood niet mee te nemen."
2. Meneer Frank zei: "Vergeet morgen vooral je geodriehoek, je rekenmachine, en je potlood niet mee te nemen."
3. Meneer Frank zei: "Vergeet morgen vooral je geodriehoek je rekenmachine en je potlood niet mee te nemen."
4. Meneer Frank zei: "Vergeet morgen vooral, je geodriehoek, je rekenmachine en je potlood niet mee te nemen."
Welke zin is goed?
1. "Ik wil wel, maar ik weet niet hoe."
2. "Ik wil wel maar, ik weet niet hoe."
3. "Ik wil wel, maar ik weet niet hoe?"
4. "Ik wil wel maar, ik weet niet hoe?"
Welke zin is goed?
1. Toen zei de agent: "Nu slinger ik je op de bon."
2. "Toen zei de agent: Nu slinger ik je op de bon."
3. "Toen zei de agent: nu slinger ik je op de bon."
4. Toen zei de agent: "nu slinger ik je op de bon."

Home

AMN-toets 2F Taalverzorging (1)

Spelling, werkwoorden en leestekens